Steeds vaker hoor ik pleidooien voor de oprichting van een staatsbank. Het zou hèt antwoord zijn op een aantal grote problemen in de financiële industrie. Ik ben de eerste om te erkennen dat die problemen zeer bedreigend en acuut zijn. Maar de terugkeer van een staatsbank is als de oprichting van een Nederlandsche Automobiel Fabriek omdat er ongelukken gebeuren met auto’s…
Geldcreatie door de overheid
Even kort vooraf, voor de duidelijkheid: ik ben vóór geldcreatie door de overheid. Dat commerciële banken ongebreideld geld mogen creëren en daar dan rente over kunnen ontvangen is echt heel gek. Dat ze daarbij ook nog eens zelf kunnen bepalen hoeveel, wanneer en waarvoor dat geld in de economie kan worden gebracht is nog veel gekker. En schadelijk voor onze economie. Daar geen misverstanden over dus, en kijk vooral eens op www.onsgeld.nu voor meer informatie over geldcreatie.
Maar een staatsbank… dat wil zeggen, een simpele betaal en spaarbank met de staat als 100% aandeelhouder… dat is een heel ander verhaal. De roep om iets dergelijks neemt toe omdat we natuurlijk hebben gezien dat commerciële banken aan de haal gingen met het geld van hun klanten, maar ook omdat de Nederlandse overheid onderzoekt wat het met de genationaliseerde SNS bank gaat doen. Gewoon houden opperen sommigen.
Maar ik denk dat de argumenten voor zo’n staatsbank niet kloppen:
“Een staatsbank biedt als enige simpele producten.”
Dat er behoefte is aan een bankproduct dat simpel is staat als een paal boven water. Maar de notie dat alleen een staatbedrijf dat kan bieden is natuurlijk onzin. In gezonde marktomgevingen (ja, die zijn er…) zie je juist dat er veel verschillende smaken te krijgen zijn. De een wil graag simpel en risicoloos, de ander wil graag wat anders. Neem mobiele telefonie: van ‘Vodafone Red-hot-weet-ik-het’ tot ‘Belsimpel-prepaid’, er is voor iedereen een passende oplossing. Een breder productaanbod rondom betaalrekeningen is zeker wenselijk, maar daarvoor is geen staatsbank nodig, maar meer ruimte voor nieuwe toetreders. Wanneer we niet 3 grote banken hebben, maar 500 of 5.000 kleinere, ontstaat direct meer diversiteit en keuze. Simpele producten kunnen prima door commerciële partijen worden geleverd; de wereld is vol met voorbeelden.
“Een staatsbank kan een betaalrekening goedkoper aanbieden.”
Er wordt dan gezegd dat banken die simpele diensten niet zomaar zullen aanbieden, omdat ze geld kosten en mensen er niet voor willen betalen. Maar dat zal in staatshanden niet anders zijn. Als de staat iets operationeels doet worden de kosten overigens meestal niet lager… En die kosten zullen toch betaald worden door de gebruikers, direct of indirect. Er wordt dus niets goedkoper gemaakt, maar de kosten worden hoogstens niet direct aan de rekeninghouder in rekening gebracht. Dat is heel sociaal en kan een goed idee zijn, maar voor de socialisering van een systeem hoef je niet zelf een bank te beginnen. In diverse markten worden tarieven door de wetgever bepaald, zoals bijvoorbeeld de roaming-kosten in de mobiele telefonie. De overheid zet daar harde regels en de markt dient binnen die spelregels te opereren. Dat kan bij betaalrekeningen ook.
De overheid kan aan banken opleggen dat zij een basis betalings-product moeten aanbieden, tegen een bepaalde vergoeding. Overheden stellen aan autofabrikanten bijvoorbeeld ook milieueisen over het totale productgamma. Werkt prima. Daar hoef je geen eigen autofabriek voor te beginnen.
“Een staatsbank is eerlijk.”
De reden waarom banken konden wegkomen met hun gedrag was omdat een paar spelers alle macht in handen hebben. Dan kun je makkelijk allemaal hetzelfde wangedrag vertonen, want er is geen alternatief. Om te denken dat wanneer we de overheid aan het roer zetten van een bank, menselijke zaken als ego, ambitie, macht en misbruik ineens niet meer bestaan is schattig, maar gevaarlijk naïef. Juist in monopolistische omgevingen en dictaturen floreren machtsmisbruik en corruptie. Zie de voorbeelden bij onze 3 grootbanken… En de duizenden andere voorbeelden. Juist dát is de wetmatigheid.
Eerlijkheid ontstaat door:
- Heldere spelregels vanuit de overheid die de belangen van de maatschappij borgen (wetgeving),
- Onafhankelijk en onverbiddelijk toezicht (handhaving), en
- Veel keuze tussen aanbieders (markt) zodat je als consument weg kunt als het je niet aanstaat.
“Een staatsbank is veilig.”
Een staatsbank is zo veilig als de staat waaronder het valt. Dus ja, je geld staat momenteel bij een staatsbank veiliger dan elders. Maar dat is natuurlijk gewoon een gekozen ontwerp van het systeem. Er zijn andere manieren om veiligheid te creëren, daar hoef je niet een eigen bank voor te beginnen.
Momenteel zit in het systeem ook al een beveiligingsmechanisme ingebouwd: het depositogarantiestelsel. Het zorgt ervoor dat als een bank failliet gaat, jouw geld door de gezamenlijke banken gegarandeerd is tot 100.000 euro. (Voor de meeste mensen is dat overigens al 100% zekerheid.) Dat systeem is verre van perfect en niet volledig, maar het toont aan dat dit soort oplossingen kunnen worden gemaakt.
Als een staatsbank 100% veilig kan zijn, onbeperkt en voor iedereen, dan kan het nu toch ook gewoon borg staan voor alle bedragen bij commerciële banken? Dat is veel eenvoudiger dan het optuigen of runnen van een hele eigen organisatie. En juist door de spreiding van alle rekeninghouders over allerlei partijen (wat mij betreft nog veel meer dan er nu zijn) nemen de risico’s verder af. Bovendien kun je in dat systeem afregelen dat de banken zelf ook een deel van het risico dragen. Het is dus voor de overheid veel beheersbaarder en optimaler dan een eigen bank runnen..
En over ‘bank-runnen’ gesproken… reken maar dat als alléén de monopolist ‘Staatbank’ een 100% garantie zou kunnen geven, er direct een bank-run zou ontstaan. Als het argument is: de staatbank is 100% veilig, dan zijn alle andere banken in de ogen van het publiek natuurlijk ineens ‘onveilig’. Veel beter, en eerlijker, is het om die garantie te bieden, via de bestaande banken (en nieuwe bank-achtigen). Dat maakt het speelveld eerlijk, dynamisch, en veilig voor iedereen.
Maar wat is er tégen een staatsbank?
1. Organisaties laten runnen door de overheid heeft nog niet vaak geleid tot hogere efficiency, ofwel lagere kosten. De overheid is goed in het organiseren van democratische besluitvorming, wetgeving en handhaving van die wetten. Maar minder goed in telefoonbedrijven runnen enzo… Consumenten willen eerlijker en veiliger, maar ook goedkoop. Gelukkig sluiten die elkaar niet uit, maar wel in een door de staat gerunde organisatie, zo weten we uit ervaring.
2. Grote machtsconcentraties zijn nooit goed voor een maatschappij. Dat heeft de menselijke en economische geschiedenis ons wel geleerd. Het falen van de financiële industrie is daar een zoveelste voorbeeld van. Een Staatbank creëert juist zo’n machtsconcentratie die even bevattelijk is voor zaken als corruptie en fraude, want er werken mensen…
3. Keuzevrijheid van consumenten wordt met een Staatsbank beperkt. En dat past niet meer in een tijd van openheid en transparantie. Ik kies met wie ik bel, met wie ik rij, met wie ik internet, naar wie ik kijk, welke krant is lees enzovoort. Een staatsbank zou een dusdanig oneerlijk voordeel in de markt krijgen dat dat het moeilijker maakt voor commerciële partijen om te concurreren. Dat verhoogt ook de entry-barrier voor innovatieve start-ups, iets dat vernieuwing, vrijheid en diversiteit verder zal remmen.
Niet één staatsbank, maar 1.000 private banken
Er zijn echt maar weinig plekken waar een staatbedrijf de beste weg is. Voor alle plekken waar een infrastructuur eenvoudig door meerdere spelers kan worden gebruikt, kun je het goed aan de markt overlaten. Neem bijvoorbeeld etherfrequenties voor mobiele communicatie en media. De overheid beheert die frequenties, maar vele partijen mogen er gebruik van maken. In het betalingsverkeer kan dat net zo goed. Dat zijn gewoon rekeningnummers, protocolafspraken en IT infra. Daar kunnen heel eenvoudig 1.000 banken op werken. Of 5.000. Bij de spoorwegen is het inderdaad wat lastiger, want daar is de infrastructuur sterk gelimiteerd. Maar voor zoiets als betalings-IT is dat nog eenvoudiger dan telecom.
Mijn pleidooi is dat er juist veel meer banken komen, die allemaal een steeds kleiner deel van de markt in handen hebben, in plaats van dat we nog één hele grote monopolist creëren. Dat maakt de risico’s voor de rekeninghouders (en de maatschappij) veel kleiner. In plaats van het depositogarantiestelsel kan de overheid, samen met banken garant staan voor de tegoeden, zolang daar natuurlijk niet mee gespeculeerd wordt etc. Als je rendement wilt maken moet je ook risico’s accepteren. De tijd van rente/rendement zonder risico is dan ook terecht voorbij, maar je kunt dan wel je geld met 100% zekerheid bij de bank brengen.
Deze oplossing biedt veel stabiliteit, 100% zekerheid voor de rekeninghouders, en marginale kosten voor de belastingbetaler. Maar het behoudt het goede van een markt voor de consument, namelijk keuzevrijheid, eerlijke concurrentie en innovatie. Veel efficiënter, vrijer en eerlijker dan één grote monopolist. Of drie natuurlijk. Want laat duidelijk zijn, de huidige situatie is geen gezonde eerlijke markt, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. Maar de toevoeging van nog één grote speler maakt dat niet beter, juist slechter. Er moet een groot eerlijk speelveld komen voor vele spelers, met duidelijke regels en regie vanuit de overheid en onafhankelijk en vooral onverbiddelijk toezicht.
Meer info over geldcreatie:
Ons Geld
De Grote Transitie